Portretvideo Gregor Horsch

VIDEO - Bij de familie Horsch klinkt muziek uit alle kamers van het huis. In onze serie Portretvideo's: ontmoet solocellist Gregor Horsch!
Gregor Horsch tijdens een repetitie (foto: Renske Vrolijk/Concertgebouworkest).
Gregor Horsch tijdens een repetitie (foto: Renske Vrolijk/Concertgebouworkest).

Portret

 

 

'Ik wil gewoon spelen. Ik wil lesgeven en luisteren. Ik wil met muziek bezig zijn. Dat interesseert mij, daar kun je me voor wakker maken.'

- Gregor Horsch, solocellist

'Sinds 1997 ben ik aanvoerder van de cellisten, dat heet officieel: eerste solocellist van het Concertgebouworkest. Dus bijna vijfentwintig jaar – niet te geloven.

De cello was duidelijk mijn keuze, alhoewel ik vermoed dat mijn ouders daar wel een rol in gespeeld hebben. Mijn oudste broer speelde al viool en mijn oudere broer piano. De cello was een logische keuze om een pianotrio te kunnen vormen. Uiteindelijk is dat pianotrio er nooit gekomen, want mijn broer stopte al vrij gauw met de viool en stapte over op de hobo.

Dus op een gegeven moment had je het geweldige Horsch Trio met hobo, piano en cello. Volgens mij hadden we ook echt af en toe optredens. Dan speelde ik de baslijn van waarschijnlijk baroksonates. Zo is het allemaal begonnen.

Het fantastische aan de cello is dat je heel veel verschillende functies tegelijk hebt: je speelt de melodie, je bent ritmisch, de harmonie, de bas. Al dat soort dingen komen aan bod.

Tegelijkertijd mag je af en toe naar voren treden. Soms gezamenlijk als cellogroep. Dan heb je een groepssolo. Bepaalde symfonieën beginnen met een prachtige cellomelodie. Bijvoorbeeld de Achtste symfonie van Dvořák, die begint met een hele beroemde melodie. Het is fantastisch als je dat met je collega’s samen kunt spelen.

Ik heb het ontzettende geluk en voorrecht om op een cello te mogen spelen, die al jarenlang in het Concertgebouworkest bespeeld wordt. Al na een paar weken en vooral na een paar maanden heb ik het instrument zodanig leren kennen dat ik niet meer zonder zou kunnen. Het instrument wordt je eigen stem als het ware. Het is elke keer, zelfs als ik hem stem dat ik denk: mmmm, het is heerlijk. Zelfs als ik alleen maar de losse snaren aanraak, dat is heel bijzonder.

Mijn vrouw is celliste. We hebben elkaar leren kennen in Manchester, toen ik daar studeerde. Onze kinderen zijn professioneel musicus. Er is thuis altijd wel iemand aan het studeren, zo kun je dat wel stellen. Soms lijkt het wel een muziekschool hier. Gelukkig is er het tuinhuis. Als binnen iedereen aan het spelen is, kun je hier naartoe ontsnappen. Hier kun je dag en nacht spelen zonder dat je iemand stoort. Dat is heel fijn.

Ik vind de plek buiten aan de rand van het podium de beste plek. Niet alleen vanwege de akoestiek in de zaal, maar ook omdat ik dan het makkelijkste contact kan maken met de collega’s. Je luistert, maar je ziet ook. Je kunt letterlijk een harpist zien: wanneer begint die pizzicato? Of je hebt veel dingen met de eerste hoorn samen, of met de pauken. Dat zijn allemaal collega’s die ik in de gaten kan houden, ook visueel, dat scheelt enorm.

Het allerleukste is, dat moet ik toch even zeggen, als we een pianosolist hebben. Dan speelt die solist letterlijk voor mij. Ik zit in de piano te kijken en dat vind ik geweldig. Ik heb een hele grote liefde voor piano. En ik denk elke keer als we een pianoconcert spelen: Ik heb de beste plek in het publiek.'