Gedeelde rebellie
Volgens de componist John Adams is zijn Vioolconcert uit 1993 uitgegroeid tot een ‘persoonlijk visitekaartje’ van Leila Josefowicz. Misschien valt het ook andersom te formuleren en kan Leila Josefowicz beschouwd worden als het persoonlijk visitekaartje van John Adams’ werk. Zelf zou de violiste het graag nog wat krachtiger uitdrukken. ‘Dit stuk heeft mijn hele bestaan op z’n kop gezet.’
Made in Canada – ze werd geboren in de omgeving van Toronto – verhuisde Josefowicz als kleuter met haar ouders naar Los Angeles, waar ze op vioolles mocht en haar leraren verblufte met vaardigheden die zich razendsnel ontwikkelden. Getuige van Leila’s sensational playing, zoals showmaster Lucille Ball het al bij voorbaat aankondigde aan publiek en tv-kijkers bij de inwijding van een nieuw Bob Hope Cultural Center (het meisje was tien en speelde Wieniawski’s hondsmoeilijke Scherzo-Tarentelle met orkest), was president Reagan. Bij Leila’s debuut met het Los Angeles Philharmonic zagen critici een ‘onverklaarbaar schepsel’ (ze was 12 en speelde Vieuxtemps’ Vijfde vioolconcert). Registraties zijn nog aan te treffen op YouTube; haarlintjes, poppedijnenjurkjes en Leila’s geconcentreerde grimas incluis. Josefowicz denkt er met enige somberheid aan terug. ‘Het was niet allemaal mijn keus.’
Allesbepalende kennismaking
Verhuisd naar Philadelphia, waar ze studeerde aan het Curtis Institute, debuteerde ze op haar zestiende in de New Yorkse Carnegie Hall met het Vioolconcert van Tsjaikovski. Prompt werd ze met hetzelfde werk gelanceerd door cd-maatschappij Philips, die Leila’s reactie op dit alles (‘Wow!’) nauwkeurig optekende en rondstuurde naar platenmagazines aller landen. ‘Ik had vaak geen idee wat er eigenlijk om me heen gebeurde’, zegt Josefowicz nu.
Wat er onder meer gebeurde in die tijd, begin jaren negentig, was de première van John Adams’ Vioolconcert door Jorja Fleezanis en het Minnesota Orchestra onder leiding van Edo de Waart. Die had lang op het stuk aangedrongen. Voltooid na een jaar vol twijfels over de ‘voor mij zeer aparte problematiek van een strijkstok en een onderstebovengekeerde linkerhand’, zoals de componist het omschreef, stond de reputatie van Adams Vioolconcert snel vast: een meesterwerk onder de twintigste-eeuwse vioolconcerten.
En daar kwam de knip in Leila Josefowicz’ muzikale bestaan. ‘Toen ik Adams’ Vioolconcert voor het eerst hoorde was ik verkocht’, zegt ze. ‘Maar wat hoorde ik eigenlijk? Ik wist niet eens dat er in de orkestopstelling synthesizers zaten. Ik wist maar één ding: dit is betoverend, ik wil dit spelen, dit is wat anderen niet verwachten van me. Ik was zó gekneed door mensen die me altijd maar inprentten wat ik moest spelen, wat voor jurk ik aan moest, wat ik moest zeggen.’
Leila’s management – een impresariaat met wereldwijde vertakkingen – zag niets in Adams. ‘Ze zeiden: ‘Zo’n stuk bezorgt jou op z’n best twee concerten per uitnodiging. Jij hoort op het podium te staan met vioolconcerten waarmee je optreedt in reeksen van vijf.’ Hun interesse zat in het geld dat een boeking opbracht.’ De taak van een ‘serieuze’ viool-‘babe’ in die dagen (er waren er meer, onder wie Sarah Chang bij EMI; Midori bij Sony Classical) was het uitvoeren van standaardwerken. Al konden, in Leila’s geval, ook parfumreclames voor Chanel door de beugel. Het was een concept waar ze zich steeds onzekerder bij voelde. ‘Niet dat ik geen plezier beleefde aan beroemde werken. Maar er ontbrak iets aan mijn muzikantenbestaan. Elk stukje repertoire dat níet naar traditie klonk was verdacht.’ Ze zette door en speelde Adams. In Seattle. De componist kwam luisteren. Helemaal uit Californië. ‘Toch best een eind. Zijn komst deed me duizelen.’
Gedeelde rebellie
De ontmoeting werd het startsein van een reeks uitvoeringen door Josefowicz met Adams als dirigent, niet zelden in Adams-specials en Adams-meerdaagsen zoals die steeds vaker werden geprogrammeerd, door Adamsbewonderaars verspreid over de aardbol. ‘We hebben dit vioolconcert getweeën zeker meer dan honderd keer uitgevoerd. Het heeft me een ander mens gemaakt.’
De klik zat niet louter in een gedeelde Californische achtergrond, zegt Josefowicz. ‘Hij zag mijn rebellie. Schrijf mij alsjeblieft niet meer voor wie ik ben. En ík kreeg door dat ook hij een rule breaker is. Dat hij zich heeft ontworsteld aan de dodecafonie die hem op Harvard in de maag werd gesplitst. En later aan de minimal music, toen ook dat een doodlopende weg werd.’
Adams prees de ‘scheermesachtige scherpte’ waarmee Josefowicz het duivelse slotdeel profileert en de ‘lange adem’ van haar poëtische lijnen in de aanhef. ‘Van Adams en van dat stuk heb ik ontzettend veel geleerd. En hij heeft voor zijn latere Scheherazade.2 voor viool en orkest vast opgemerkt wat ik aan het doen ben wanneer ik echt ritmisch speel.’
Aan ritme is geen gebrek bij Adams. De vioollijn in het openingsdeel wordt gedragen door een orkestrale walking bass die Josefowicz ‘extreem opbeurend’ vindt. ‘Je kan er Coltrane in horen.’ Het intrigerende misterioso van het middendeel – gekleurd door synthesizers uit een oertijdperk van de samplerelektronica – gonst voort boven een oude chaconne, ook bekend als ‘de’ canon van Pachelbel. Dat Adams die canon aantrof in de New Grove Dictionary of Music and Musicians, en het basmotief van het openingsdeel uit Slonimsky’s theorieboek Thesaurus of Scales and Melodic Patterns heeft geplukt (zoals Adams ooit in alle openhartigheid verklaarde): Josefowics vindt het ‘tekenend voor het genie’. ‘Hij komt iets tegen en voelt direct of het voor hem van waarde kan zijn. Vervolgens kneedt hij het, geeft er een draai aan, slaat bruggen naar zijn luisteraars. En of je in zijn muziek nu Stravinsky hoort of Coltrane of Ravel, je kunt het nooit precies zeggen, alleen al door die unieke ritmische energie.’
Made in America
‘Amerikaanse muziek’, zegt Josefowicz, ‘is als het Wilde Westen. Er zitten ongelooflijk inventieve geesten tussen, die meestal een opleiding hebben gehad die op Europese leest is geschoeid – en daarna iets uitbroeden in hun uppie. Pionierachtig. Precies zoals mensen hier telkens opnieuw in unknown territory zijn gaan zitten. Tradities komen uit Europa. En dan barst Amerika er weer uit tevoorschijn. Met jazz. Met minimal. Met white. Met black. Je ziet iets verschijnen en daar komt weer wat nieuws. Zonder dat Europa eruit weg te denken is.’
‘Tradities komen uit Europa. En dan barst Amerika er weer uit tevoorschijn’
Valt John Adams zo te bestempelen als de meest ‘Amerikaanse’ van alle Amerikaanse toondichters? ‘Amerikaanse muziek laat zich niet in één omschrijving vangen. Dat is het spannende eraan. Daarom kan niemand er een kant en klaar verhaal bij hebben. Ikzelf luister naar muziek van persoonlijkheden die me aanspreken. Nu is Michael Torke bezig voor mij. Een Amerikaan die echt iets te bieden heeft. En Matthias Pintscher, een Europeaan die nu in New York woont, net als ik. Oliver Knussen heeft voor mij geschreven, een Engelsman aan wie ik ontzettend veel te danken heb. En Thomas Adès. Luca Francesconi. Mijn ideaal is Amerika naar Europa te brengen, en Europa naar Amerika.’
Colburn School in Los Angeles, Curtis Institute aan de oostkust – helemaal voor niets heeft Leila Josefowicz haar eigen ‘Europa-in-Amerika’ ook niet doorlopen. ‘Ik heb in een keurslijf gezeten dat me zwaar heeft gedeprimeerd. In alles ouderwets. Nou goed, daar vecht je je dan uit. Je gaat je eigen weg. Maar het was natuurlijk een geweldige scholing. The Grand Works. Alles wat ik daar geleerd heb kan ik inzetten voor the next thing.’
door Roland de Beer
dit artikel verscheen eerder in Preludium