Hongaars drieluik met veel variatie
bestel kaarten voor de concerten op 21 en 22 april
“Voor een écht goede interpretatie van de Hongaarse volksmelodieën, de swingende ritmes en de originele fraseringen, moet de Hongaarse muziek eigenlijk in je bloed zitten”, zegt Bence Major. Daarom vindt hij het geweldig dat de Hongaarse honorair gastdirigent Iván Fischer dit programma gaat dirigeren en dat de drie solisten János Balázs, Dénes Várjon en Zoltán Fejérvári ook Hongaars zijn.
Tovenaar
Met drie pianoconcerten in drie verschillende orkestopstellingen op het podium, schetst Iván Fischer op één avond een veelzijdig portret van de uitzonderlijke Hongaarse componist Béla Bartók. Het Concertgebouworkest speelt meestal hooguit één soloconcert per programma, dus de keus van Fischer om alle drie de pianoconcerten van Bartók uit te voeren is beslist opmerkelijk.
Wie denkt dat zo’n avond misschien wat eentonig wordt, vergist zich. Bartók was een tovenaar met klankkleuren en bovendien schreef hij zijn drie pianoconcerten in drie verschillende fases van zijn leven. Elk concert representeert een andere fase en elk concert heeft een ander karakter.
Tussen het slagwerk, de blazers of de stijkers
In het Eerste pianoconcert, uit de wilde jaren 1920, gebruikt Bartók de piano als een slagwerkinstrument. Het overige slagwerk wordt daarom, naar een idee van de componist zelf, niet op de gebruikelijke plek achteraan op het podium opgesteld, maar vooraan rond de piano.
“Bartók was zijn tijd ver vooruit en experimenteerde veel met nieuwe (slagwerk) instrumenten en speeltechnieken, zoals bijvoorbeeld de kenmerkende pizzicato’s in de strijkerspartijen”
In het Tweede pianoconcert uit de jaren 1930 zijn de blazerspartijen heel belangrijk; aanleiding voor Iván Fischer om voor dit concert juist de blazers op te stellen rond de piano. Opvallend in dit concert zijn de virtuositeit en de koele precisie van de blazers, zoals ook aanwezig in de muziek van Igor Stravinsky uit dezelfde periode.
Bartók componeerde het Derde pianoconcert voor zijn (tweede) vrouw, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Gevlucht voor de nazi’s en leidend aan een dodelijke ziekte verkeerde hij toen in New York in een isolement. Dit werk ademt de sfeer van desillusie, verlangen en troost. De expressieve strijkers zitten nu weer op hun gebruikelijke plek rond de piano, die in dit concert dus snaarinstrument tussen de snaren is.
“Bartók was zijn tijd ver vooruit en experimenteerde veel met nieuwe (slagwerk)instrumenten en speeltechnieken, zoals bijvoorbeeld de kenmerkende pizzicato’s in de strijkerspartijen”, vertelt Bence Major. “Fischer zal ongetwijfeld aandacht besteden aan al die ‘vernieuwende’ elementen. En volgens mij is het nog nooit eerder is voorgekomen dat de drie contrasterende pianoconcerten van Bartók op één avond klinken. Een primeur van Iván Fischer en het Concertgebouworkest.”