Iván Fischer leidt Bruckners Derde en Bach

Honorair gastdirigent Iván Fischer belicht de invloed van Johann Sebastian Bach op Anton Bruckner

foto: Milagro Elstak

Honorair gastdirigent Iván Fischer belicht de invloed van Johann Sebastian Bach op Anton Bruckner en dirigeert Bruckners Derde symfonie.

De symfonie zit vol melodische en harmonische vondsten, maar het Weense publiek vond het niets.

Concertprogramma

  • Johann Sebastian Bach

    Suite nr. 4 (ouverture), BWV 1069

  • -- pauze --

  • Anton Bruckner

    Symfonie nr. 3

Uitvoerenden

Over dit concert

Het orkest verheugt zich op Bruckners Derde symfonie onder leiding van honorair gastdirigent Iván Fischer. Bruckner droeg de diepzinnige symfonie op aan zijn idool Richard Wagner. Iván Fischer benadrukt dat Bruckners kunst in wezen is gebouwd op veel oudere fundamenten: van de grote barokcomponist Johann Sebastian Bach klinkt de laatste – en minst gespeelde – van de vier orkestsuites (BWV 1066-1069).

Bruckners Derde symfonie zit vol melodische en harmonische vondsten, maar het Weense publiek vond het niets: bij de première in 1877 verliet het publiek de zaal, uitgezonderd Gustav Mahler en enkele andere jonge bewonderaars. Bruckners fragiele zelfvertrouwen liep een enorme deuk op en hij zou nog jarenlang blijven sleutelen aan het werk. Vele jaren later begon de Derde aan te slaan, ook in Amsterdam: het was de eerste Bruckner-symfonie die het Concertgebouworkest ooit speelde, in 1892. 

Bach was evenals Bruckner een virtuoos organist en een diepgelovig man. Hij wordt beschouwd als de grootmeester van het contrapunt: de kunst om verschillende stemmen als één harmonisch geheel samen te laten klinken. Bruckner gaf aan die oude technieken een compleet nieuwe draai binnen de symfonische vorm van Beethoven en Brahms.

Beluister de podcast

Data en kaarten

Over dit concert

Het orkest verheugt zich op Bruckners Derde symfonie onder leiding van honorair gastdirigent Iván Fischer. Bruckner droeg de diepzinnige symfonie op aan zijn idool Richard Wagner. Iván Fischer benadrukt dat Bruckners kunst in wezen is gebouwd op veel oudere fundamenten: van de grote barokcomponist Johann Sebastian Bach klinkt de laatste – en minst gespeelde – van de vier orkestsuites (BWV 1066-1069).

Bruckners Derde symfonie zit vol melodische en harmonische vondsten, maar het Weense publiek vond het niets: bij de première in 1877 verliet het publiek de zaal, uitgezonderd Gustav Mahler en enkele andere jonge bewonderaars. Bruckners fragiele zelfvertrouwen liep een enorme deuk op en hij zou nog jarenlang blijven sleutelen aan het werk. Vele jaren later begon de Derde aan te slaan, ook in Amsterdam: het was de eerste Bruckner-symfonie die het Concertgebouworkest ooit speelde, in 1892. 

Bach was evenals Bruckner een virtuoos organist en een diepgelovig man. Hij wordt beschouwd als de grootmeester van het contrapunt: de kunst om verschillende stemmen als één harmonisch geheel samen te laten klinken. Bruckner gaf aan die oude technieken een compleet nieuwe draai binnen de symfonische vorm van Beethoven en Brahms.

Beluister de podcast

Een voorproefje