Tsjaikovski en Bruckner
met dirigent Myung-whun Chung en cellist Gautier Capuçon
Cellist Gautier Capuçon soleert bij het Concertgebouworkest in Tsjaikovski’s nostalgische ‘Rococo-variaties’. Myung-whun Chung dirigeert daarnaast Bruckners Zesde symfonie.
Tsjaikovski opent de poort naar een voorbije belle époque van krullerige motieven, bladgoud en glimlachende cherubijntjes.
Concertprogramma
-
Pjotr Iljitsj Tsjaikovski
Rococo-variaties voor cello en orkest
-
-- pauze --
-
Anton Bruckner
Symfonie nr. 6
Uitvoerenden
-
Myung-whun Chung
dirigent
-
Gautier Capuçon
cello
Over dit concert
Pjotr Tsjaikovski en Anton Bruckner staan bekend als volbloed-romantici, maar dirigent Myung-whun Chung benadrukt in dit programma hun lichtere, klassiekere kanten. In zijn Variaties op een rococo-thema laat Tsjaikovski horen dat hij sterk werd beïnvloed door de elegantie en transparantie van Mozart en de Klassieken. Het pakkende hoofdthema opent de poort naar een voorbije belle époque van krullerige motieven, bladgoud en glimlachende cherubijntjes. Als ´verteller´ fungeert de Franse cellist Gautier Capuçon, die acht jaar na zijn debuut terugkeert bij het Concertgebouworkest.
Bruckner wordt nogal eens wijdlopigheid verweten, maar zijn Zesde symfonie van minder dan een uur is relatief kort. Ook de orkestratie is bescheiden en de thema’s zijn scherper afgebakend dan bij de Oostenrijker gebruikelijk. Bruckner was er - terecht - verguld mee en zei vertederd: ‘Die Sechste is die keckste (De Zesde is de pittigste)’.
Data en kaarten
Over dit concert
Pjotr Tsjaikovski en Anton Bruckner staan bekend als volbloed-romantici, maar dirigent Myung-whun Chung benadrukt in dit programma hun lichtere, klassiekere kanten. In zijn Variaties op een rococo-thema laat Tsjaikovski horen dat hij sterk werd beïnvloed door de elegantie en transparantie van Mozart en de Klassieken. Het pakkende hoofdthema opent de poort naar een voorbije belle époque van krullerige motieven, bladgoud en glimlachende cherubijntjes. Als ´verteller´ fungeert de Franse cellist Gautier Capuçon, die acht jaar na zijn debuut terugkeert bij het Concertgebouworkest.
Bruckner wordt nogal eens wijdlopigheid verweten, maar zijn Zesde symfonie van minder dan een uur is relatief kort. Ook de orkestratie is bescheiden en de thema’s zijn scherper afgebakend dan bij de Oostenrijker gebruikelijk. Bruckner was er - terecht - verguld mee en zei vertederd: ‘Die Sechste is die keckste (De Zesde is de pittigste)’.