In gesprek met Yefim Bronfman
Bestel kaarten voor het concert met Yefim Bronfman op 16 en 17 juni
‘Een eerste keer bij een orkest vergeet je nooit’, laat Yefim Bronfman weten. ‘Mariss Jansons had me uitgenodigd, we werkten samen bij het Concertgebouworkest in 1999 – toen was hij nog geen chef in Amsterdam. Ik herinner me een diner op een boot, en heel veel tulpen. Muzikaal was het een bijzondere belevenis, Brahms’ Eerste pianoconcert onder leiding van deze gigant is een van de hoogtepunten in mijn leven tot nu toe. Ook al is hij er nu niet meer, Mariss Jansons verdwijnt niet maar zit in me. Ik draag hem met me mee. De toewijding die hij bezat voor de muziek is ongeëvenaard. Hij is echt een van mijn idolen in de muziekwereld, wij zijn door hem aangeraakt.’
Leerschool
In de relatie met het Concertgebouworkest heeft Bronfman continuïteit opgebouwd, ze zagen elkaar geregeld terug sinds die eerste kennismaking. Een greep: Bronfman soleerde in de Brahms-concerten onder Riccardo Chailly, Beethovens Eerste pianoconcert bracht hij met Herbert Blomstedt op de bok, en hij speelde nieuw werk van Esa-Pekka Salonen en Magnus Lindberg. Hij ging vaak mee op tournee, zoals in 2013 in het kader van de wereldtournee naar aanleiding van het 125-jarig bestaan van het orkest, toen hij meereisde naar Rusland en Australië.
‘Dit orkest is krachtig en gevoelig tegelijk, een prachtige combinatie’
‘Het Concertgebouworkest heeft een geweldige instelling’, benadrukt Bronfman. ‘Ik kreeg eens een les van de violist Isaac Stern, toen ik in New York studeerde. In één sessie met hem leerde ik meer dan in een heel jaar op school. Datzelfde geldt voor een gezelschap als het Concertgebouworkest, van de musici met wie je samenspeelt leer je over de muziek en het leven. Mede daarom voel ik me zeer vereerd dat ik dit seizoen artist in residence mag zijn.’
‘In het Concertgebouworkest zitten heel sensitieve musici, daardoor kun je op kamermuzikale wijze te werk gaan. Ze zijn zeer precies. Hoe complex de muziek ook is, ze reageren onmiddellijk en op de juiste manier – en daar ga ik weer op in. Deze groep is krachtig en gevoelig tegelijk, een prachtige combinatie.’
In de orkestbak
Yefim Bronfman werd in 1958 geboren in Tasjkent, Oezbekistan (dat destijds deel uitmaakte van de Sovjet-Unie). Over het muziekvak hoefde hij niet na te denken, de hele familie maakte muziek en Bronfman dacht dat iedereen in de wereld hetzelfde deed. Zijn vader was concertmeester bij het operaorkest van Tasjkent, en nam zijn zoon bij gebrek aan een oppas mee de orkestbak in. En daar zat het jongetje, op een contrabasstoel: Aïda, Tosca, La bohème, de eerste opera-ervaringen sijpelden binnen, en zodra het koor inzette zong hij mee. In 1973 emigreerde de familie naar Israël, en van daaruit trok Bronfman junior naar New York om zijn pianostudie voort te zetten.
Wereldpremière
Afgelopen maart speelde Bronfman in de Kleine Zaal de pianokwintetten van Brahms en Sjostakovitsj met vier strijkers uit het Concertgebouworkest, en in de Grote Zaal Rachmaninoffs Derde pianoconcert met het voltallige orkest onder leiding van Fabio Luisi. Op 16 en 17 juni komt hij terug voor een wereldpremière: het Pianoconcert, op. 175 van Elena Firsova, een vooraanstaande Russische componiste die veel te verduren heeft gehad van het Sovjet-regime en sinds begin jaren ’90 in Engeland woont.
‘Firsova’s muziek spelen is voor mij een primeur. Een nieuw stuk instuderen, helemaal als je een componist niet goed kent, is als een nieuwe taal leren. Het duurt vaak lang voordat je logica ontdekt. Wanneer je Schumann speelt, herken je dingen uit andere werken. Op dit moment ben ik nog aan het onderzoeken wat het idioom van Firsova is.
16 en 17 juni, Yefim Bronfman met het Concertgebouworkest in Het Concertgebouw
Ik heb altijd de vurige wens gehad om met Beethoven of Brahms te kunnen praten over hun muziek, over muziek überhaupt. Als ik met een hedendaagse componist overleg wil ik weten wat ze denken over hoe we hun werk spelen, en ook hoe hun maakproces is geweest – ieder verschilt daarin enorm, die informatie geeft me inzicht in wat er moet klinken. Hun antwoorden zijn de ene keer verrassend en de andere keer veel simpeler dan ik van tevoren dacht. De goedkeuring van een componist betekent voor mij persoonlijk heel veel. De samenwerking tussen componisten en uitvoerenden is een wisselwerking, we leren van elkaar. En zo is het altijd geweest in de geschiedenis.’
Oude bekende
Serge Rachmaninoff is een ander verhaal. Diens Derde pianoconcert speelt Bronfman al zijn hele leven. Hij moest er op een gegeven moment afstand van nemen, om het op een later tijdstip nieuw leven in te kunnen blazen. ‘Ik probeerde het stuk zelfs opnieuw uit te vinden, het spelen ervan. Ik heb veel naar Rachmaninoff zelf geluisterd, naar hoe hij dit uitvoert, met een totaal gebrek aan sentiment. En hoe ouder ik word, des te meer realiseer ik me hoe geweldig het is wat hij doet. Ik kan het niet nadoen, maar ik hoor zijn grootsheid. Hij speelt het zo koud dat het juist loeiheet is voor de luisteraar. Alsof hij met droge ogen speelt. Zijn benadering is klassiek, eenvoudig, alles klinkt even helder. Altijd hoor ik iets nieuws als ik luister. Rachmaninoff was niet voor niets Rachmaninoff.’
Kronkels
‘Pianospelen betekent voor mij nooit de automatische piloot. Altijd als ik iets speel, moet het voelen alsof ik de bladmuziek voor het eerst zie. Er een nieuwe ervaring van maken komt niet vanzelf, dat gaat gepaard met veel frustratie, ik moet vechten om iets nieuws te vinden. Het helpt daarbij dat ik mezelf steeds iets beter ken, ik kan fouten vermijden. Ik denk ook veel na over de muziek, los van de toetsen.
Na zoveel jaren heb ik meer inzicht in mezelf gekregen, en weet ik hoe ik mij op bepaalde punten kan verbeteren. Ik heb studiemethodes ontwikkeld, het studeren vind ik nu oneindig veel leuker en interessanter dan vroeger. Het is de moeite waard, ik geniet ervan omdat ik weet hoe ik goed moet studeren.’
‘Soms moet ik tegen mezelf zeggen: je hebt hard genoeg gestudeerd’
‘Daarentegen wordt het steeds moeilijker om het podium op te stappen. Soms moet ik tegen mezelf zeggen: je hebt hard genoeg gestudeerd, je hebt je werk gedaan. Maar ik blijf nerveus. De verantwoordelijkheid, de drang om beter te zijn dan de keer daarvoor. Met de verantwoordelijkheid komt de spanning, en met de spanning komen de kronkels in je buik. De truc is om die met het hoofd te bedwingen. Dat vraagt mentaal en fysiek om een topconditie. Isaac Stern vertelde me: ‘Alleen kinderen en idioten kennen geen zenuwen.’’
‘Muziek maken is geen beroep, het is een leven op zichzelf. Ik leef de muziek, en ervaar dat als een bezigheid die zeer veel voldoening geeft. Het bracht me veel geluk, het is een groot voorrecht om al die muziek te spelen. Mijn drijfveer is de muziek zelf, ik hou van het concerteren, het samenwerken met anderen. Non-stop leer ik ervan, en ik kom altijd verrassingen tegen.’
Bescheiden grootheid
Bronfman studeerde bij een aantal belangrijke pianisten, onder wie Arie Vardi, Rudolf Firkušný, Leon Fleisher en Rudolf Serkin. Telkens voor een korte tijd; hij veranderde nog voor zijn achttiende twee keer van land. Ook Daniel Barenboim en Radu Lupu vroeg hij om muzikale adviezen. Onbewust zijn deze leraren er nog allemaal, in zijn spel. ‘Net als met Jansons, zijn ideeën over muziek vergezellen me, ook al zijn ze soms abstract. Om een punt te kunnen maken in de muziek moet je haar leven en beleven gedurende vele jaren. En dan denk ik weer aan Rachmaninoff, de betekenis van de eenvoud die ik bij hem hoor; de muziek komt op de eerste plaats, niet hijzelf.’
En zo beschrijft Yefim Bronfman onbewust zichzelf. De 62-jarige pianist heeft een soepele, krachtige toon, elegant ook. Op volstrekt natuurlijke wijze heeft hij niet alleen greep op de materie, maar ook op de luisteraar. We karakteriseren hem als ‘bescheiden grootheid’. De reactie die daarop volgt, na een korte stilte: ‘Musici hebben een verantwoordelijk beroep, een bescheiden rol waarin we respect moeten hebben voor de componist. Onder de huid van een componist kruipen is de grootste uitdaging voor ons. Je moet als pianist niet alleen het pianorepertoire van een componist kennen, maar ook al zijn of haar andere werk, juist om die ene pianosonate te kunnen spelen. Dat is waar ik me de hele dag mee bezighoud: studeren, leren, naar concerten gaan. Ik ben een dienaar van de muziek – er ligt slechts een dunne scheidslijn tussen overdrijven en spelen wat er in de partij staat.'
'Ik denk altijd aan wat de pianist Artur Schnabel eens zei: "Het doet er niet toe hoe goed de uitvoering is, de muziek zelf is altijd beter." We hebben met genieën te maken, hun muziek spelen is een nederige ervaring. De muziek opnieuw creëren, en tegelijkertijd spelen wat er staat, dat is subliem. Maar, dat is ook echt het moeilijkste wat er is… My dear, niets is gemakkelijk."
Bestel kaarten voor het concert met Yefim Bronfman op 16 en 17 juni