Mijn viool
In gesprek met concertmeester Vesko Eschkenazy over warme herinneringen aan zijn familie en onmisbare steun. Dit artikel verscheen in juni 2021 in het kader van het jaarverslag 2020 van de Foundation Concertgebouworkest.
Warmte en applaus
‘Als klein jongetje speelde ik al viool, en de eersten voor wie ik optrad waren mijn familieleden. Vooral mijn grootmoeder was heel belangrijk voor mijn ontwikkeling als jonge violist. Ik groeide op in een appartement in Sofia samen met haar en mijn ouders – dat was heel gewoon. Mijn grootmoeder was ontzettend lief. Ze was geen musicus, maar ze hield enorm veel van muziek en heeft alle kinderen in de familie een viool gegeven. Zo mochten mijn broer en ik, en mijn twee neven, al van jongs af aan voorspelen bij familiebijeenkomsten.
'Ik kende nog geen gevoel van trots ofzo, maar vioolspelen was wel vanzelfsprekend verbonden met het enthousiasme van mijn familie.’
Wat was mijn eerste concert? Ik herinner me een verjaardagsfeestje bij ons thuis. Er werd gepraat, gelachen, gegeten – we hadden een grote familie – en op een bepaald moment zei iemand: “Vesko, wil jij iets spelen voor ons?” Ik pakte mijn viool en mijn strijkstok uit de koffer en liet horen wat ik net had geleerd op de muziekschool. En het applaus wat toen klonk... dat herinner ik me nog zo goed. Dat hoorde erbij, als onderdeel van het muziek maken; ik kende nog geen gevoel van trots ofzo, maar vioolspelen was wel vanzelfsprekend verbonden met het enthousiasme van mijn familie.’
Aandacht en discipline
‘De viool die ik kreeg van mijn grootmoeder was het begin. Maar ook haar aandacht voor mij was betekenisvol en een grote steun bij het vioolspelen. Ik leerde op een mooie manier van haar wat discipline is, dat ik iets moest doen voor de muziek, werken en mezelf verbeteren. Na school zei ze altijd: “Ga nog maar even twee uurtjes studeren.”
Op eenzelfde manier kreeg ik steun van mijn muziekdocenten op school. Met de vragen: “Wat wil je doen als je groot bent? Wil je beter worden? Wat kun je doen om beter te worden?” Als kind stond ik niet stil bij het gecompliceerde en urenlange proces dat voorafgaat aan het presenteren op een podium. Pas veel later ontdekte ik ook het psychologische verschil tussen oefenen en uitvoeren; de hoogspanning die gepaard gaat met het op de beste manier laten klinken van dat wat je gestudeerd hebt.’
Liefde en inspiratie
‘Die momenten waarop ik speelde voor mijn familie, de warmte en de liefde om mij heen, hebben grote invloed gehad op mijn loopbaan. Omdat muziek maken verbonden is met die dierbare herinneringen, vind ik vioolspelen het allermooiste wat ik kan doen. En dat is als musicus zo belangrijk: je moet echt ontzettend veel van dit vak houden, anders red je het niet, je moet verliefd zijn op muziek maken.
Bovendien blijven deze herinneringen voor altijd bij me als bron van inspiratie. Ook die heb je nodig in mijn vak. Zo ga ik om met de spanning van een concert: de herinneringen vormen de basis waarop ik steeds weer kan vertrouwen; ze roepen het gevoel op dat muziek maken iets prachtigs is, dat ik niet alleen aan het werken ben. Muziek uitvoeren mag namelijk nooit ‘werken’ worden, het mag nooit een routine worden. Elke avond weer moet je inspiratie vinden om te spelen alsof het de eerste keer is.
Natuurlijk geldt voor veel beroepen dat het belangrijk is dat je houdt van je vak, en dat je geïnspireerd blijft. Maar wij verbinden ons met muziek om gevoelens over te brengen op het publiek. Dat kan alleen vanuit die liefde voor het vak en vanuit een innerlijke bron van inspiratie.’
Een incomplete cirkel
‘Het is pijnlijk om in deze periode, gedomineerd door corona, te praten over de steun die ik normaal gesproken ervaar vanuit het publiek. Dat geldt misschien niet voor iedereen, maar ik mis alles. De zaal is zo anders zonder publiek. De sfeer. Ik mis het contact, ik was me daar nooit op zo’n intense manier van bewust.
Op het eerste gezicht, objectief gezien, hebben wij op het podium en het publiek in de zaal niet noodzakelijk met elkaar te maken. Wij kunnen ook spelen zonder luisteraars. Maar als ik de mensen zie, en voel dat ze gekomen zijn om iets moois mee te maken wat wij voor ze uitvoeren, dan ontstaat een cirkel. Zonder publiek is die cirkel niet compleet. Dat is pijnlijk, want waar doen we het voor? Onvergetelijk zijn de momenten dat ik me bewust ben van 2200 mensen in de zaal, we spelen hele zachte passages in een symfonie van Mahler. De ingehouden momenten tussen de noten. Die stilte. Dat is de magie van muziek maken.’
Onvoorstelbaar
‘Als we ten slotte spreken over steun en betrokkenheid, dan denk ik bovenal aan de viool die ik de laatste twintig jaar als concertmeester mag bespelen, in bruikleen van particulieren via de Foundation van het orkest.* Dat er mensen bestaan die dat mogelijk maken. Nobel… onvoorstelbaar nobel is het: je bezit zo’n waardevol instrument en je laat er iemand anders op spelen. Ik ben een van de weinige gelukkigen op de wereld. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe dit instrument heeft bijgedragen aan mijn ontwikkeling als musicus.’
* Vesko bespeelt de ‘ex-Silverstein’ Guarneri del Gesú uit 1742, eigendom van een particuliere mecenas en in bruikleen gegeven via de Foundation Concertgebouworkest.
Door Marije Bosnak
Dit artikel verscheen eerder in het kader van het jaarverslag 2020 van de Foundation Concertgebouworkest.
Lees meer verhalen over onze musici