Maestro van Opening Night: Andrés Orozco-Estrada
Dit artikel is een fragment uit het interview dat verscheen in de septembereditie van Preludium, het maandblad van het Concertgebouworkest en Het Concertgebouw.
Opening Night
Orozco-Estrada houdt van concerten op aparte locaties. ‘Natuurlijk heeft buiten optreden risico’s – voor sommige instrumenten is het lastig, de akoestiek is een uitdaging… Maar het is een ontzettend goede manier om dichter bij je publiek te komen, en om andere mensen dan anders te bereiken.
Ik ken het Nelson Mandelapark niet, maar heb gezien dat het een mooi open park is – ik verheug me erop. Ook op het programma trouwens. Het is niet gemakkelijk om voor zo’n concert een goed programma te bedenken. Maar ik kan me herinneren dat de programmeurs van het orkest en ik bij het allereerste gesprek hierover al tegen elkaar zeiden: wat we ook doen, we moeten zorgen dat het programma bij het Concertgebouworkest past. Dus niet alleen maar cross-over, en niet alleen maar populaire stukjes, maar echt een serieus programma. En dat is het geworden.
Natuurlijk kun je bij zo’n gelegenheid geen Mahler-symfonie spelen, en misschien ook niet Tod und Verklärung van Richard Strauss, maar we spelen van Strauss wél walsen uit Der Rosenkavalier. Dat zijn niet zomaar wat dansjes, dat is écht Strauss, de meestercomponist. Daar zetten we kleurrijke muziek van Stravinsky naast, en de Danse macabre van Saint-Saëns, maar ook twee heel moderne stukken. En de samenwerking met sor is spannend – ik ken zijn werk nog niet, maar ik begrijp dat hij bij jullie heel bekend is en interessante dingen doet.’
Even afkoelen
‘Plezier op het podium’, dat vindt Andrés Orozco-Estrada belangrijk en dat straalt hij uit. Dat was al zo hij op zijn veertiende voor het eerst een schoolorkest dirigeerde in zijn geboortestad Medellín. Toen hij als negentienjarige naar Wenen kwam om te studeren zei een docent tegen hem: ‘Jij hebt heel veel energie, maar nu moet je even afkoelen.’
In Wenen ontdekte Orozco-Estrada naar eigen zeggen dat hij ‘met een orkest kon kan ademen en dat het allemaal heel organisch is. En laat het vooral met veel vreugde en enthousiasme gebeuren!’ Dat dan weer wel.
Hij werd chef-dirigent van het Tonkünstler-Orchester Niederösterreich, en combineerde vanaf 2014 zeven jaar lang het hr-Sinfonieorchester Frankfurt met het Houston Symphony Orchestra. Na zijn afscheidsconcert in Frankfurt schreef de Frankfurter Rundschau: ‘Een orkest (…) wil zijn werk met plezier doen en tegelijkertijd serieuze muzikale vooruitgang boeken, en dat klinkt natuurlijk makkelijker dan het is. Maar het is precies die combinatie van dansante speelsheid en een onvoorwaardelijk streven naar perfectie waarin het werk van de Colombiaan zich overduidelijk onderscheidt.’ Sinds vorig seizoen leidt Orozco-Estrada het orkest van de RAI in Italië, nog altijd met dezelfde jeugdige energie.
Nóg beter
In de periode dat dit interview plaats vond (afgelopen voorjaar), leidde Orozco-Estrada het Concertgebouworkest in Beethovens Fidelio bij de Nationale Opera. Zijn debuut bij het orkest was inmiddels negen jaar geleden. Kan hij zich er nog iets van herinneren? ‘Ik kan me er álles van herinneren! Het programma, de musici, de sfeer, Mendelssohn met Janine Jansen… Ik denk dat het wel goed ging, maar ik was wat zenuwachtig, en het is altijd lastig in korte tijd een nieuw orkest aan te voelen. Het is prettig om iets meer tijd met elkaar door te brengen. Een operaproductie geeft je die mogelijkheid. We zijn hier een paar weken mee bezig en kunnen dan veel meer de diepte in gaan.
Het is ongelofelijk, maar dit orkest is in de tussentijd nóg beter geworden. Op een of andere manier zijn de musici opener dan negen jaar geleden, vrijer. Ik prijs me gelukkig dat ik het Concertgebouworkest nu steeds beter leer kennen.’
----
Lees hier het volledige interview door Martijn Voorvelt voor Preludium, het magazine van Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest.