Vesko Eschkenazy soleert op 3, 4 en 6 maart
Henriëtte Bosmans en het Concertgebouworkest
door Mark van Dongen
In april 2018 speelde het Concertgebouworkest Doodenmarsch, een kort maar krachtig werk dat de vooraanstaande Nederlandse componiste Henriëtte Bosmans (1895-1952) na afloop van de Tweede Wereldoorlog voltooide. Hoewel voormalig artistiek leider Marius Flothuis dit werk bestempelde als wellicht haar beste compositie, had het nooit eerder op de lessenaars gestaan.
Dat geldt niet voor het Concertstuk voor viool en orkest, dat deze maand klinkt. Tijdens haar leven werd het niet minder dan acht keer door het orkest gespeeld, van de première op 31 oktober 1935 met concertmeester Louis Zimmermann en dirigent Willem Mengelberg tot de uitvoering in september 1951 onder leiding van Eduard van Beinum – met wie Bosmans een tijd lang in het geheim een relatie onderhield – met als solist de gerenommeerde musicoloog en violist Willem Noske. Noske had dit werk in 1938 al op zijn repertoire genomen.
Ruim het dubbele aantal uitvoeringen bij het orkest kreeg Bosmans’ Concertino voor piano en orkest, waarin ze zelf soleerde; ongebruikelijk veel reprises voor een orkestwerk bij leven van de auteur. Des te schokkender is de constatering dat het Concertstuk vervolgens zo lang op heruitvoering heeft moeten wachten, en dat na de uitvoering van het Concerstuk voor fluit en orkest in 1953, kort na haar dood, tot 2018 geen enkel werk van deze componiste is gespeeld door het orkest waarmee zij zo’n diepgaande band had.
In de voorste linies
De relatie tussen Henriëtte Bosmans en het Concertgebouworkest gaat terug op haar vader Henri, in 1888 bij de oprichting van het orkest aangesteld als eerste solocellist. Sinds 1886 was hij gehuwd met de joodse pianiste Sara Benedicts, die zich na een korte solocarrière, ook als soliste bij het Concertgebouworkest, ontwikkelde tot een vooraanstaand pedagoge. Zij onderrichtte Henriëtte en zou een groot stempel op haar leven drukken.
Henriëtte koos er al vroeg voor om te componeren. Afgezien van een kort mentorschap van de baanbrekende componist Willem Pijper was ze als componiste hoofdzakelijk autodidact. Al in 1918 (het jaar waarin het Algemeen Kiesrecht werd ingevoerd) wist zij in een vioolsonate en de Danse exotique de aandacht op zich te vestigen met eigentijdse harmonieën en oriëntaalse melodiek. In de Cellosonate uit 1919 vinden we voor het eerst de door haar vaak gebruikte vijfkwartsmaat. De cello zou – waarschijnlijk ter nagedachtenis aan haar al in 1896 overleden vader – een grote rol in haar werken blijven spelen.
Verzet
Haar afkomst bracht haar tijdens de bezetting in de problemen. Een aanbod om naar Amerika te reizen sloeg ze af; ze wilde haar joodse moeder niet in de steek laten. Door tussenkomst van Willem Mengelberg lukte het later om deze terug te laten keren uit Westerbork. Nog in september 1940 speelde Noske met het Concertgebouworkest het Concertstuk, dat in 1939, 1940 en 1941 ook door diverse Amerikaanse orkesten werd geprogrammeerd.
Net als de actrice Charlotte Köhler, met wie ze intiem bevriend was, sloot Bosmans zich niet aan bij de Kultuurkamer. Daar kreeg ze het stempel ‘Joodsch geval’ en vanaf 1 april 1942 werden openbare optredens haar verboden. Via Köhler raakte ze betrokken bij clandestiene concerten en via Frieda Belinfante ontving ze steun van het kunstenaarsverzet.
In de kou
Na de oorlog kon Bosmans spoedig haar concertcarrière weer opnemen en haar bevrijdingslied Daar komen de Canadezen werd zelfs een hit. Op 13 september 1945 speelde ze alweer met het Concertgebouworkest (het Tweede pianoconcert van Rachmaninoff), dat op 3 november de wereldpremière gaf van haar orkestlied Lead, kindly light. Voor Köhler – beroemd door haar declamatievoordrachten – schreef ze het aangrijpende Doodenmarsch voor spreekstem en orkest.
Ondanks de brede erkenning waren haar laatste levensjaren moeilijk. Nog sterker dan tevoren ontwikkelde het Nederlandse muziekleven een voorkeur voor buitenlandse musici. Onder hen waren Benjamin Britten en diens levenspartner Peter Pears, met wie ze persoonlijk bevriend raakte.
Als componiste vond Bosmans geen aansluiting bij de aanstormende generatie modernisten. Nadat bij het zestigjarig bestaan van het Concertgebouworkest in 1948 geen enkel Nederlands werk had geklonken, schreef ze onder de titel ‘Er zaten zeven kikkertjes’ een artikel voor Vrij Nederland, waarin ze betoogt dat Nederland zijn kunstenaars in de kou laat zitten. Zonder ondersteuning kan er geen gezond nationaal muziekleven zijn.
Ziekbed
Mogelijk door uitputting in de oorlog kampte Bosmans met een reeks lichamelijke kwalen. Als in 1951 nog eenmaal het Concertstuk voor viool en orkest bij het Concertgebouworkest klinkt, moet ze het vanaf haar ziekbed op de radio horen. De componist en criticus Matthijs Vermeulen schrijft: ‘Men hoort vandaag de dag maar zelden iets, dat zonder ergens in conformisme te vervallen, of zonder conformisme te willen ontwijken, zo volkomen gaaf en onberispelijk gerealiseerd is in klank.’
Als Henriëtte Bosmans in 1952 in het Prinsengracht Ziekenhuis sterft, heeft het Concertgebouworkest inmiddels – tegen beter weten in – opnieuw een concert met haar aangekondigd. Bij haar begrafenis houdt de lijkkoets als eerbetoon stil onder het portiek van Het Concertgebouw. Vermeulen schrijft in zijn in memoriam: ‘Hoe zou dit sensitieve, zeer intelligente wezen zich ontwikkeld hebben, als zij achter de lof (…) niet altijd het verborgen rappel bespeurd had harer overbodigheid in een land waar niemand eigenlijk je verwacht.’
Ter nagedachtenis opende het orkest op 5 juli een concert met Mozarts Maurerische Trauermusik. Er wordt een campagne gestart om een dan nog beschikbare cartouche op de rand van het balkon in de Grote Zaal met haar naam te sieren. In een door prominenten uit het muziekleven, onder wie chef-dirigent Eduard van Beinum, ondertekend verzoek staat: ‘Mijne heren, (….) de wereld bezat, en bezit ook nu, zo goed als geen vrouwelijke componisten van betekenis. Frankrijk heeft in Lili Boulanger zijn belangrijkste specimen. Wij in Nederland, hebben in Henriëtte Bosmans een vrouwelijke componist waarop we trots kunnen zijn (…).’
Er werd niet aan het verzoek voldaan.
Voor dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van de biografie Zonder muziek is het leven onnodig (2002) van Helen Metzelaar, die erin geslaagd is een kritisch portret te schetsen van de componiste in de bredere context van het Nederlandse muziekleven en zo een lans breekt voor de herwaardering van de Nederlandse muziek in het algemeen.
Op 2 juli aanstaande is het 70 jaar geleden dat Henriëtte Bosmans overleed. De rechten van haar muziek liet ze na aan het Genootschap van Nederlandse Componisten. Door dit geld te besteden aan opdrachten, prijzen en belangenbehartiging konden generaties jonge componisten zich verder ontwikkelen. Bosmans’ nalatenschap bestaat zo niet alleen uit haar eigen muziek, maar ook uit de muziek van vele componisten na haar. Met de nieuwe website henriettebosmans.nl – vol inspiratie voor componisten, musici, partners en publiek – houdt Nieuw Geneco samen met betrokkenen uit het muziekleven deze nalatenschap van Henriëtte Bosmans levend.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van Preludium.