Bruckners Zesde symfonie
De Zesde is korter, lichter van toon en minder monumentaal dan Bruckners andere symfonieën. ‘Die Sechste ist die keckste' (de brutaalste), vond Bruckner zelf. Het opmerkelijkst is het derde deel: in plaats van de levendige, Ländler-achtige volksdansjes die zijn Scherzo’s kenmerken, schreef Bruckner hier een wat duister, spookachtig deel, waarbij een thema uit zijn Vijfde opduikt in het Trio.
Tot grote vreugde van de componist besloten de Wiener Philharmoniker in 1883 de middendelen van de symfonie uit te voeren. In 1899, twee jaar na Bruckners dood, klonk de Zesde onder leiding van Gustav Mahler voor het eerst in zijn geheel.
Het schijnt dat het Concertgebouworkest de Zesde in 1918 op het programma wilde zetten, maar uiteindelijk gebeurde dat pas in december 1930. Tegen die tijd was men in Amsterdam eindelijk gewend geraakt aan de Bruckners muziektaal: de uitvoering had succes ‘Kan men de meeste van Bruckner’s symfonieën vergelijken met een fiere barok-kathedraal,’ aldus een recensent, ‘deze Zesde lijkt meer een kapel, intiem en doorzichtig, staande in een open, zonnige plek van een fier woud.’
Met dank aan Dirk Luijmes.
Debuut Simone Young
Simone Young wijdde zich tussen 2005 en 2015 uitsluitend aan haar werk als directeur van het operahuis en chef-dirigent van het Philharmonisches Staatsorchester. Maar de laatste jaren treedt ze weer regelmatig op als gastdirigent voor de belangrijkste orkesten wereldwijd; met Bruckners Zesde maakt ze haar debuut bij het Concertgebouworkest.
‘In een Bruckner-symfonie leef je een heel leven. Je ondergaat een emotionele ervaring met hem, en als je je daar als musicus niet aan overgeeft, mis je iets, en je publiek waarschijnlijk ook.’
- Simone Young